Meten is weten
Nu je alles hebt voorbereid, gaan we meten hoe vaak de wieken ronddraaien en wie de snelste windmolen heeft ontwikkeld.
Wat ga je doen?
Gebruik een stopwatch om te meten hoe snel jouw molen draait.
Tabel maken
Maak een tabel:
Schrijf bovenaan:
Ontwerp molen
Aantal omwentelingen in 10 sec
Opmerkingen (stabiel / snel / traag)
Schrijf links de namen van de groepjes of personen.
Beantwoord de volgende vragen:
- Welke molen draaide het vaakst in 10 seconden?
- Wat veranderde je aan het ontwerp?
- Welke vorm werkte het best?
Denk na en bespreek
Gebruik de woorden: wind, vorm, snelheid, balans.
- Welke molen draaide het snelst?
- Wat gebeurde er toen je het ontwerp veranderde?
- Waarom denk je dat sommige molens wiebelden of stopten?
- Zet de molens in de juiste volgorde
Differentiatie
4-7 jaar:
Bedenk vóór het proefje welke vorm wieken het snelst zullen draaien: rond, vierkant of driehoekig. Test het daarna en vertel waarom jouw voorspelling klopte (of niet).
Extra denkopdracht: Kun jij een molen maken die niet draait? Wat is er anders?
8-12 jaar:
Beschrijf jouw ontwerp en wat je aanpaste om hem sneller te laten draaien.
Gebruik woorden als: luchtweerstand, balans, rotatie, wieken.
Uitdaging:
- Ontwerp 2 verschillende molens met andere wiek-vormen of aantallen wieken. Meet of ze sneller of langzamer draaien.
- Bedenk een molen die krachtig genoeg is om een klein voorwerp te verplaatsen. Wat zou jij eraan moeten veranderen om dat te laten werken?